Wetgeving
Er zijn een aantal wetten waarmee men te maken krijgt als men het heeft over dierplagen. Dit zijn onder meer:
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten.
Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. Zij zijn verantwoordelijk voor de vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid is dan alleen nog verantwoordelijk voor de ontheffingsaanvragen en de gedragscodes.
In de Wet natuurbescherming staat beschreven welke middelen niet mogen worden gebruikt voor het vangen en doden van dieren. Klemmen, lijm en rodenators zijn voorbeelden van deze ‘verboden vangmiddelen’. Echter, onder bepaalde omstandigheden mogen verboden vangmiddelen, zoals klemmen voor bruine/zwarte ratten en huismuizen toch worden gebruikt. In andere gevallen moet ontheffing worden aangevraagd. Dit doet men dus direct bij de betreffende provincie.
Wet publieke gezondheid (Wpg)
De preventie en bestrijding van plaagdieren is verankerd in de Wet publieke gezondheid. De wet bepaalt dat de gemeente verantwoordelijk is voor de volksgezondheid bij het optreden van dierplagen en dus in gevallen dat die optreden nader onderzoek moet uitvoeren (bijv. inspectie van riolen) en in ernstige gevallen zelf handelend moet optreden. Volgens de Wet publieke gezondheid (Wpg) is de burgemeester verantwoordelijk voor de bestrijdingsmaatregelen als er gevaar is, of dreigt, voor de volksgezondheid. De Wpg heeft op deze wijze een vangnet functie. In hoofdstuk 2, paragraaf 4 onder artikel 6 staat beschreven dat het College van Burgemeester en Wethouders zorg draagt voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort: a. het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied.
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb)
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) regelt de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden.
Gewasbeschermingsmiddelen bevatten 1 of meer actieve stoffen die zijn bestemd om planten of plantaardige producten te beschermen tegen schadelijke organismen.
Biociden zijn bestemd om schadelijke organismen te vernietigen, bijvoorbeeld als ongediertebestrijdingsmiddelen of als ontsmettingsmiddelen in zwembaden en ziekenhuizen. Ze worden gebruikt om bacteriën, algen, schimmels, onkruid, ongedierte, insecten, mieren, muggen en muizen te vernietigen of onschadelijk te maken.
De Wet gewasbescherming en biociden geeft uitvoering aan de Europese Biocidenrichtlijn 98/8/EG en de Europese Verordening (EG) nr. 1107/2009 voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
Bouwbesluit en Woningwet
Het Bouwbesluit en de Woningwet bevatten voorschriften over het zodanig gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein dat overlast door schadelijk of hinderlijk gedierte wordt voorkomen. De gemeente heeft de taak toe te zien op de naleving van deze voorschriften. Bij niet-naleving ervan ontstaat een overtreding waartegen direct handhavend kan worden opgetreden.
Gemeentewet
In artikel 125 van de Gemeentewet is geregeld dat een gemeente direct handhavend kan optreden ingeval van een overtreding, bijvoorbeeld van het Bouwbesluit. Ondanks het feit dat aanschrijving vooraf niet is vereist, zal in de meeste gevallen wel gebruik worden gemaakt van een schriftelijke aanschrijving.
Burgerlijk Wetboek
In het Burgerlijk Wetboek is aan de hand van het ‘Besluit kleine herstellingen‘ de verantwoordelijkheid vastgelegd ingeval van huur. De verantwoordelijkheid van de huurder omvat:
“Het bestrijden van ongedierte, voorzover daaraan geen noemenswaardige kosten verbonden zijn en voorzover de aanwezigheid van dit ongedierte geen gevolg is van de bouwkundige situatie van de woonruimte.”
Bovenstaande informatie is vooral belangrijk voor woningbouwverenigingen.