Kleermot

Klerenmot (Tineola bisselliella (Hummel)) en gewone pelsmot (Tinea pellionella (L.))

Orde: Lepidoptera (vlinders)
Familie: Tineidae (echte motten)

Van de motten die dierlijke materialen aantasten en in woningen en andere gebouwen voorkomen, zijn de klerenmot, ook wel kleermot genoemd, en de gewone pelsmot de meest bekende. De levenscyclus van de beide soorten verloopt nagenoeg gelijk. Dat maakt dat het er voor de bestrijding niet zoveel toe doet om welke soort het exact gaat.

Algemeen

De larven van de klerenmot en de pelsmot tasten allerlei dierlijke producten aan, zoals wollen stoffen, tapijten, meubelbekleding, veren, bont, zijde en isolatiematerialen waarin dierlijke producten (zoals koeien- en paardenhaar) verwerkt zijn. Ook in vogelnesten en opgezette dieren kunnen de larven voorkomen. Het zijn enkel de larven die voor schade zorgen; volwassen motten eten niet.
De klerenmot heeft zijn oorsprong in warme streken (subtropen en tropen). Het dier heeft zich in onze omgeving kunnen vestigen, toen in de 18e eeuw kachels algemeen gebruikt werden. In de vrije natuur komen ze niet voor; dit in tegenstelling tot de pelsmot.

Uiterlijk

De vlinders van de kleren- en pelsmot zijn 7-8 mm lang en hebben een spanwijdte van 11-17 mm. De motten hebben geelachtige, lichtbruine tot grauwe voorvleugels en achtervleugels met een iets lichtere tint. Op de voorvleugels van de pelsmot bevindt zich een drietal donkere stippen; die ontbreken bij de klerenmot.
De larven kunnen ca. 10 mm lang worden en zijn gebroken wit van kleur. Een pop is ca. 6 mm lang en bevindt zich meestal in een kokertje.

Ontwikkeling

Motten ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. Het wijfje legt zo’n 50 tot 100 kleine, ovale eitjes, elk afzonderlijk, op stoffen die voor de voeding van larven geschikt zijn; bij voorkeur op natuurlijk textiel dat bevuild is en/of waarin transpiratievlekken voorkomen.

Na 7-10 dagen komen de jonge larven uit de eitjes. De larven van kleermotten hebben een voorkeur voor een drogere omgeving. Ze leven in de aangetaste stof in een buisje of tunneltje. Zo’n buisje is enkele centimeters lang en is door hen zelf vervaardigd met spinsel.
De larven van de pelsmot hebben een voorkeur voor een vochtige omgeving. Zij maken, onmiddellijk nadat ze uit het ei gekomen zijn, een klein kokertje dat zij tijdens hun groei telkens vergroten. In het kokertje kunnen ze schuilen.
De ontwikkeling van de larven duurt 4 tot 10 maanden. Wanneer de temperatuur hoger is en de aard van het materiaal waarop of -in zij zich bevinden voedzamer is, kan de ontwikkeling sneller verlopen. Haar, veren en bont zijn voedzamer dan geweven wol.

Wanneer zij volgroeid zijn, verpoppen de larven. Het kan voorkomen dat ze de plaats waar zij hebben geleefd verlaten om te gaan verpoppen; zo kunnen ze tot wel 5 meter hoogte tegen een muur opkruipen. Daar bevestigen ze met spinseldraden het vooreinde van hun kokertje aan de wand. Ze draaien zich in het kokertje om en veranderen in een bruine pop. Veel larven verpoppen echter op de vreetplaats zelf.

Na 2-6 weken komen de verpopte larven als motten tevoorschijn uit de opening onderaan het kokertje. Dit vindt voornamelijk in juni plaats, maar kan in verwarmde gebouwen het hele jaar rond plaatsvinden. De volwassen motten vliegen uitsluitend ’s avonds en leven maar 2 à 4 weken, waarin zij zich enkel bezighouden met de voortplanting.

Schade

Allerlei dierlijke producten of producten waarin dierlijke materialen zijn verwerkt, worden door de larven aangetast. De aantasting vindt altijd plaats op donkere, rustige plekken; zoals in kasten, dozen met oude kleding, stoelvullingen en in vloerkleden in weinig gebruikte ruimten. Materialen worden vaak zwaar aangetast, of zelfs volledig vernield.

Wering en preventie

Zorg ervoor dat kleding e.d. goed gewassen wordt opgeborgen. Bij voorkeur bewaren in goed sluitende zakken, kisten of kasten. Houd kleding schoon, lucht het regelmatig en hang het niet te dicht op elkaar.
Voorkom daarnaast dat vogelnesten onder het dak (blijven) zitten. De larven van motten uit deze nesten kunnen op zolders op zoek gaan naar producten van dierlijk materiaal die hier bewaard worden.

Bestrijding

Voor u met een bestrijding begint, dient de bron gezocht te worden. Kleren- en pelsmotten kunnen verspreid door een gebouw worden aangetroffen. Ga daarom systematisch te werk en spoor eerst eventuele haarden op (bijv. kledingstukken, vloerkleden) en ruim deze op.
Noteer zo nodig gedurende enkele weken de datum en vindplaatsen van larven en motten per vertrek, zodat u weet of een bestrijdingsactie in het hele gebouw of slechts in een gedeelte ervan nodig is.

  • Textiel
    Kleding en andere textiel dat is aangetast door larven, kunt u het beste (laten) reinigen. Tenminste 30 minuten bij 60°C zal dodelijk zijn.

    U kunt de motten ook bestrijden door (aangetaste) materialen gedurende ca. 2 weken in een vrieskist of vriescel te plaatsen. Alle stadia van de motten worden gedood bij een temperatuur van -20°C.

    Let op! Kleding NIET behandelen met biociden (= bestrijdingsmiddelen)!

  • Gebouwen
    Mocht u larven aantreffen in het gebouw, bijvoorbeeld onder de randen van vloerbedekking of in naden en kieren van een kledingkast, dan kan een bestrijding worden uitgevoerd m.b.v. een spuitbus met een residueel werkend middel tegen kruipende insecten.

    Het middel mag onder geen voorwaarde met voedsel en speelgoed in aanraking komen!

    De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
    Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (=bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen: http://www.ctgb.nl

Bij overlast en schade op grote schaal, adviseren wij om een professioneel bestrijdingsbedrijf in te schakelen.
Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.

Chemisch afval

Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.

Advies

Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie onvoldoende resultaat geven, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.