Kattenvlo

Kattenvlo (Ctenocephalides felis (Bouché))

Orde: Siphonaptera (vlooien)
Familie: Pulicidae

Hoewel de naam anders doet vermoeden, komen kattenvlooien bij katten én bij honden voor. De hondenvlo (Ctenocephalides canis Curtis) wordt zelden aangetroffen.
Kattenvlooien komen algemeen voor in woningen. Soms doen vlooien een proefbeet bij de mens, waardoor huidirritaties en zwellingen kunnen optreden.

Uiterlijk

De eitjes van de kattenvlo zijn wit, ovaal van vorm en ca. 0,5 mm lang. Uit het ei komt een larve, wit-achtig tot crèmekleurig. De larve heeft geen poten of ogen en wordt 1,5 tot 5 mm lang. Daarna volgt de verpopping. De pop verkleurt in de loop van de tijd van crème naar bruin. De volwassen kattenvlo is zijdelings afgeplat, licht- tot donkerbruin van kleur, heeft geen vleugels maar bezit daarentegen goed ontwikkelde springpoten.

Ontwikkeling

Eitjes worden meestal niet op de gastheer zelf gelegd, maar in hun nest, mand of op de plaats waar het huisdier vaak ligt. De larven zijn lichtschuw en kruipen weg in spleten en kieren of onder de vloerbedekking dichtbij de plinten.
Afhankelijk van de omstandigheden verpoppen de larven zich na 15 dagen tot ca. 6 maanden. Het popstadium duurt, wederom afhankelijk van de omstandigheden, 8 tot 14 dagen. De volgroeide vlo blijft in slaaptoestand in z’n cocon. Zo’n situatie kan wel een jaar duren.
Pas wanneer de cocon een mechanische prikkel ontvangt, bijvoorbeeld een trilling, ontwaakt de vlo en komt uit de cocon. Het gebeurt nogal eens dat, bijvoorbeeld na een vakantieperiode, kattenvlooien massaal ontwaken en uit hun cocon komen. Eenmaal uit de cocon, kan de vlo enkele dagen tot weken zonder voedsel. Wel is het zo dat bevruchte wijfjes een bloedmaaltijd nodig hebben om eitjes af te kunnen zetten. Een volwassen kattenvlo leeft ongeveer een maand.

Leefwijze

De volwassen kattenvlo voedt zich met bloed via stekend-zuigende monddelen. Larven hebben bijtend-kauwende monddelen; zij voeden zich met organische stoffen en uitwerpselen van de volwassen vlo die in huisstof zitten. Ze komen alleen voor op en in de buurt van honden en katten.

Andere vlooien

Het kan voorkomen dat vlooien niet via een huisdier, maar op een andere wijze in de woning voorkomen. Dit kunnen bijvoorbeeld vogel– , egel- (Archaeopsylla erinacei Bouché), ratten- (Nosopsyllus fasciatus Bosc) of muizenvlooien (Leptopsylla segnis Schönherr) zijn. Zulke vlooien vragen om een bijzondere aanpak. Determinatie is dan ook noodzakelijk.

Wering en controle

Een vlooienplaag in huis is te voorkomen door de huisdieren en hun verblijf- en slaapplaatsen geregeld te controleren op de aanwezigheid van vlooien. Kam katten en honden regelmatig met een fijne metalen stofkam, bij voorkeur buitenshuis. Daarmee vangt men eventueel aanwezige vlooien die in een bakje met heet water gedood kunnen worden. In huis aanwezige vlooien zullen altijd bij voorkeur op hun “gastheer” springen, in dit geval het huisdier. Ook de mens wordt wel gebeten. Dit noemen we een proefbeet. De vlo heeft dan na bijvoorbeeld een vakantieperiode met afwezigheid van de huisdieren, weer een bloedmaaltijd nodig. Maar de vlo vindt mensenbloed niet aantrekkelijk.

Verlaat u langdurig de woning, bijvoorbeeld tijdens een vakantie, stofzuig de woning dan voorafgaand aan de afwezigheid zeer grondig en ruim de inhoud van de stofzuigerzak op.

Bestrijding

  • Stofzuigen
    De stofzuiger is een bijzonder effectief wapen bij de bestrijding van een vlooienplaag. Belangrijk is dat behalve de vloerbedekking ook alle schuilplaatsen waar de larven en de vlooien kunnen wegkruipen, zoals onder plinten, naden en kieren van een houten vloer en de randen van de vloerbedekking of karpet worden meegenomen. Ook tussen de zitkussens van de bank kunnen ze zitten. Het stofzuigen moet grondig gebeuren en regelmatig worden herhaald. Ruim de stofzuigerzak met inhoud op. Pas wanneer zeer veel vlooien voor blijvende overlast zorgen, is een behandeling met een daarvoor toegelaten insecticide aan te raden.

  • Bestrijding bij katten
    Een kat likt zichzelf vaak en intensief. Daarom moet het gebruik van bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk beperkt blijven. Gebruik nooit “hondenmiddelen” voor de kat, die hebben een te hoge concentratie aan werkzame stoffen. De zogenaamde “kattenhalsband” met daarin een insecticide geeft een beperkt resultaat. Vraag zo nodig de dierenarts om advies.

  • Chemische bestrijding
    Breng na een stofzuigerbeurt plaatselijk op de eerder genoemde schuilplaatsen een insecticide aan. Voor particulieren zijn nog enkele spuitbussen verkrijgbaar. Als u als particulier zelf de bestrijding uitvoert, lees dan zorgvuldig het etiket op de spuitbus, voor u deze toepast.

Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (= bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen: www.ctgb.nl.
Voorkom contact van biociden met o.a. speelgoed. Als kasten moeten worden behandeld, verpak het speelgoed dan in plastic zakken.
Tip: behandel ook de verblijfplaatsen van de huisdieren met dezelfde middelen als die voor de desbetreffende dieren zijn toegelaten.

Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.

Afval

Resten van biociden en lege ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.

Advies

Mochten de werings- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.