The house sparrow/starling nest flea – Ceratophyllus Ceratophyllus fringillae (Walker, 1856)

Kippenvlo (Ceratophyllus gallinae (Schrank)) en de gewone vogelvlo (Ceratophyllus fringillae (Walker))

Orde: Siphonaptera (vlooien)
Familie: Ceratophyllidae (vogelvlooien)

Vogelvlooien komen af en toe voor in woningen. Zij lijken erg veel op de kattenvlo, alleen verschillen ze in het aantal wangkammen. Twee bekende soorten zijn de kippenvlo (Ceratophyllus gallinae Schrank) en de gewone vogelvlo (Ceratophyllus fringillae Walker). Zij beperken zich niet tot één gastheer, maar komen op vele vogelsoorten voor. De kippenvlo is het meest voorkomend, de vogelvlo is vooral bekend van mussen en spreeuwen. Een andere soort die nog wel eens wordt aangetroffen is Ceratophyllus garei Rothschild.

Uiterlijk

Vogelvlooien zijn vleugelloze insecten met een zijdelings afgeplat lichaam en een donkerbruine tot zwarte kleur. Ze hebben een lengte van 1,2-3 mm en beschikken over goed ontwikkelde springpoten.
Aan de onderzijde van de kop hebben vogelvlooien geen zogenaamde “wangkam”, dit in tegenstelling tot de honden- en kattenvlo.

Ontwikkeling

Vlooien ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: eilarvepopadult.
Een vrouwelijke vogelvlo zet na een bloedmaaltijd 4 tot 8 eitjes per keer af. Het totaal aantal eitjes kan oplopen tot enige honderden.
Uit de eitjes komen pootloze larven, die zich voeden met (allerlei) organisch materiaal dat in vogelnesten aanwezig is. Na een popstadium van 1 à 2 weken komen de volwassen vlooien tevoorschijn. Onder absolute rust (geen trillingen) kunnen ze tot 1 jaar in het popstadium blijven. Volwassen vlooien leven 1 jaar.

Leefwijze

Vogelvlooien kunnen voorkomen in vogelnesten, kippenhokken en andere vogelverblijfsplaatsen. In kippenhokken kunnen ze vanwege het permanent aanwezig zijn van “gastheren” soms zelfs in grote aantallen voorkomen en kunnen wanneer het hok redelijk warm is– zelfs het hele jaar door volwassen exemplaren worden aangetroffen.

In vogelnesten is dit niet het geval. In de winter zal daarin nauwelijks activiteit van vogelvlooien te bespeuren zijn. Pas in het voorjaar, als de temperatuur oploopt, komen de vlooien tevoorschijn.
Wanneer er zich niet snel een vogel aandient om als gastheer te fungeren, gaan ze op zoek naar voedsel en kunnen daarbij soms huizen binnendringen. In huis kunnen ze zich niet lang handhaven. Wel kan hinder door enkele vogelvlooien in woningen soms hardnekkig zijn.

Ook wanneer de jonge vogels de nesten verlaten, kunnen hongerige vogelvlooien op zoek gaan naar nieuwe gastheren en daarbij soms hinder bezorgen aan de mens. De mens wordt daarbij gebeten wat soms tot ernstige huidirritatie kan leiden. Soms blijven de vrouwelijke vlooien met de zuigsnuit in de huid verankerd zitten en vormen zo een stationaire parasiet.
Op den duur sterven de vogelvlooien in huis vanzelf, aangezien zij vogelbloed nodig hebben voor de voortplanting.

Wering en preventie

Het verwijderen van verlaten vogelnesten (onder dakpannen en rondom de woning) en het schoonmaken van verlaten nestkastjes kan hinder van vogelvlooien voorkomen.

Wanneer vogels in gevangenschap worden gehouden (kippen meegerekend), moeten de kooien of hokken regelmatig worden schoongemaakt.

Bestrijding

  • Stofzuigen:
    Bij een bestrijding van vlooien in woningen is de stofzuiger een bijzonder effectief wapen. Belangrijk is dat behalve de vloerbedekking ook alle schuilplaatsen waar de lichtschuwe larven en vlooien kunnen wegkruipen, zoals onder plinten, in naden en kieren van de (houten) vloer en de randen van de vloerbedekking of karpet worden meegenomen. Ook tussen de zitkussens van de bank kunnen ze zitten. Het stofzuigen moet grondig gebeuren en regelmatig worden herhaald. De stofzuigerzak met inhoud moet verwijderd worden.

N.B.: Slechts indien zeer veel vlooien voor blijvende overlast zorgen, is een behandeling met een daarvoor toegelaten biocide (=bestrijdingsmiddel) aan te raden!

  • Chemische bestrijding:
    Breng na een stofzuigerbeurt plaatselijk op de eerder genoemde schuilplaatsen een biocide aan. Voor particulieren zijn nog enkele spuitbussen verkrijgbaar. Als u als particulier zelf de bestrijding uitvoert, lees dan zorgvuldig het etiket op de spuitbus, voor u deze toepast. De behandeling kan ook uitgevoerd worden door een professionele bestrijder. Tijdens de behandeling en gedurende 2 uur daarna moeten de ruimten grondig geventileerd worden. Daarna kunnen mensen en dieren weer in de behandelde ruimten terugkeren.

Indien in pluimveestallen biociden moeten worden toegepast, dienen middelen gebruikt te worden welke voor dat doel zijn toegelaten.

Wij vestigen er de aandacht op dat met biociden steeds de nodige voorzichtigheid in acht moet worden genomen. Onder geen enkele voorwaarde mag de vloeistof met voedingsmiddelen of speelgoed in contact komen. Ook moet bij een bespuiting de damp niet worden ingeademd.

De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (=bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.

Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.

Chemisch afval

Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.

Advies

Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.