Mediterrane dwergschubmier (Plagiolepis_pygmaea)

Dwergschubmieren (Plagiolepis sp. (Mayr))

Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Formicidae (mieren)
Subfamilie: Formicinae (schubmieren)

Dwergschubmieren zijn de kleinste mieren van Noordwest-Europa. Er zijn drie soorten waarvan bekend is dat deze in Nederland voorkomen: de gele dwergschubmier (P. alluaudi), de hierboven afgebeelde Mediterrane dwergschubmier (P. pygmaea) en de Atlantische dwergschubmier (P. schmitzii). Het zijn alle drie oorspronkelijk exoten die zich in ons land gevestigd hebben.
Over de biologie van de eerste twee soorten is weinig bekend; de meeste kennis over de dwergschubmieren is gebaseerd op de Atlantische dwergschubmier.

Uiterlijk

Dwergschubmieren zijn zwart, soms neigend naar beige, en klein: 1,5 tot 2,5 mm lang. De verschillende soorten dwergschubmieren zijn zonder microscoop dan ook niet te determineren. De soorten lijken op de gewone wegmier (Lasius niger), maar zijn twee keer zo klein.

Ontwikkeling en leefwijze

Dwergschubmieren komen voor in Zuid-Europese droge bossen, op plaatsen waar de bodem niet is verstoord, ook op hellingen. De soort bouwt geen echte nesten, maar leeft in clusters van koninginnen en werksters. In Mediterrane bossen kan zelfs een dichtheid tot 4 clusters per vierkante meter bereikt worden. In Nederland zijn dwergschubmieren alleen gevonden onder stenen (zoals bestrating) in stedelijk gebied.

Losse clusternesten hebben meerdere eitjesleggende koninginnen en ongeveer duizend werksters. Nieuwe nestvorming kan door afsplitsing van koningin(nen) met werksters van een cluster, maar ook door paring van jonge koninginnen met mannetjes tijdens een bruidsvlucht. Deze vluchten vinden plaats in juni – juli.

Dwergschubmieren zijn vaak te vinden onder of tussen stenen, en (minder vaak) direct in de grond of dood hout. In gebouwen komen ze hoofdzakelijk voor in plantenbakken.

Werksters jagen individueel op kleine geleedpotigen op de grond en in de strooisellaag. Daarnaast voeden de mieren zich met suikerrijke vloeistoffen zoals nectar en honingdauw. Werksters kunnen vloeistoffen ook opslaan in een opslagorgaan: de krop. De werkster zwelt dan sterk op en kan zo vloeistof vervoeren om hiermee andere mieren te voeden.

Schade

Omdat dwergschubmieren omvangrijke kolonies met vele clusters hebben, kan het grote aantal mieren voor overlast zorgen. Gezien hun geringe omvang dringen ze gemakkelijk gebouwen binnen.

Wering en preventie

Om te voorkomen dat mieren woningen en/of gebouwen binnendringen, kunnen naden en kieren bij ramen en deursponningen met een daarvoor geschikt materiaal worden gedicht.

Bestrijding

Bij geconstateerde aanwezigheid van dwergschubmieren is het noodzakelijk om de verspreiding goed te inventariseren. Bestrijding dient plaats te vinden in het gehele verspreidingsgebied en alle ruimten waarin de mieren voorkomen.

Bij de bestrijding van mieren is het zaak de koningin(nen) te doden aangezien zij het voortbestaan van de soort bepalen. Omdat koninginnen zich vaak onbereikbaar verschuilen, zijn spuit- of poedermiddelen niet altijd effectief.

Omdat dwergschubmieren niet één centraal nest hebben maar meerdere clusters, elk met mogelijk meerdere koninginnen, kan de bestrijding een uitdaging zijn. Er zijn geen lokaasmiddelen specifiek voor dwergschubmieren op de markt. Bestrijding zal mogelijk met enige regelmaat herhaald moeten worden om de kolonie volledig aan te pakken.

Waarschuwing

De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide (= bestrijdingsmiddel) vermeld staan. Wanneer u een werkzame stof of toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.

Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.

Chemisch afval

Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.

Advies

Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.