Crematogaster scutellaris (rode schorpioenmier) [KAD]

Rode schorpioenmier (Crematogaster scutellaris (Olivier))

Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Formicidae (mieren)
Subfamilie: Myrmicinae (knoopmieren)

De rode schorpioenmier is een invasieve soort die oorspronkelijk voorkomt in Noord-Afrika en Zuid-Europa. De eerste bevestiging van deze mierensoort in Nederland dateert uit 1993 en inmiddels is deze mier op verschillende plaatsen in Nederland gevestigd. Vermoedelijk zijn de eerste individuen via transport van goederen als kurk uit het mediterrane gebied geïntroduceerd.

Uiterlijk

In Nederland kunnen verschillende schorpioenmiersoorten aangetroffen worden, maar het geslacht Crematogaster waar al deze soorten onder vallen is gemakkelijk te onderscheiden van inheemse mieren. Het achterlijf is hartvormig en het borststuk bevat twee opvallende stekels aan de rugzijde.

Werksters van de rode schorpioenmier zijn bruin tot zwart van kleur, met een rode kop en ook de poten hebben een rode gloed. De werksters zijn 3 tot 5 millimeter lang.

Ontwikkeling en leefwijze

De rode schorpioenmier leeft in en op bomen, waar ze bijvoorbeeld nesten knaagt in boomstronken en stammen. Handel in kurk is geïdentificeerd als bron van verspreiding van deze mier, maar ook mediterrane planten en toerisme (via camper, auto, of caravan) worden als verspreidingsroute genoemd.

Nesten van de rode schorpioenmier zijn competitief met omliggende mierennesten en bevatten elk één koningin. Wanneer het nest verstoord wordt starten de werksters een verdedigingsstrategie, waarbij ze hun puntige achterlijf opheffen (vandaar de naam schorpioenmier) en een druppel feromoon uitscheiden waarmee de nestgenoten op de hoogte gebracht worden van het potentiële gevaar. De werksters zijn vrij agressief.

De rode schorpioenmier leeft van zoete vloeistoffen zoals nectar en honingdauw die bladluizen uitscheiden. Daarnaast jaagt de rode schorpioenmier ook op kleine geleedpotigen die als eiwitbron dienen. Werksters lopen in zogenaamde ‘mierenstraten’ tussen het nest en voedselbronnen.

Bij veel mierensoorten vindt paring tussen jonge koninginnen en mannetjes plaats tijdens bruidsvluchten, waarna de koninginnen op zoek gaan naar een plaats om een nieuwe kolonie te starten. Bij de rode schorpioenmier vindt deze bruidsvlucht plaats in de zomer. De jonge koninginnen zullen na de paring overwinteren en een nieuw nest starten in het voorjaar.

Schade

Rode schorpioenmieren bouwen hun nesten in en van dood hout, maar kunnen soms ook uitbreiden in de grond onder het houten object. Het wordt wordt door de mieren voorzien van tunnels en nestruimten. Ook houten constructiedelen in woningen kunnen worden benut als nestelplaats, evenals isolatiematerialen. Vaak zal het nest gestart worden in hout dat al aangetast is door bijvoorbeeld houtaantastende kevers of schimmels. In beide gevallen zal waterschade hieraan ten grondslag liggen.

Knaagsel van hout of isolatiemateriaal kan een indicator zijn van aantasting door rode schorpioenmieren. Er zijn gevallen bekend waar isolatie rondom elektriciteitsdraden aangetast is, wat risico geeft op kortsluiting.

Wering en preventie

Om te voorkomen dat mieren een gebouw kunnen binnendringen, dienen naden en kieren bij ramen en deuren met een daarvoor geschikt materiaal te worden gedicht. Daarnaast is het aan te raden om aangetast en rot hout op te sporen en uit de woning te verwijderen.

Bestrijding

Bij geconstateerde aanwezigheid van schorpioenmieren is het noodzakelijk om de verspreiding goed te inventariseren. Bestrijding dient plaats te vinden in het gehele verspreidingsgebied en alle ruimten waarin de mieren voorkomen.

Bij de bestrijding van mieren is het zaak de koningin(nen) te doden, aangezien zij het voortbestaan van de soort bepalen. Omdat koninginnen zich vaak onbereikbaar verschuilen, zijn spuit- of poedermiddelen niet altijd effectief. Het opsporen, verwijderen, en eventueel bestrijden van nesten is een belangrijk onderdeel in het bestrijdingsplan.

De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide (= bestrijdingsmiddel) vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.

Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.

Advies

Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.