zwarte zaadmier Tetramorium_caespitum2

Zwarte zaadmier (Tetramorium caespitum (L.))

Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Formicidae (mieren)
Subfamilie: Myrmicinae (knoopmieren)

Zwarte zaadmieren zijn zeer algemeen in Nederland, op alle zandgronden met weinig opgaande vegetatie.
In stedelijke gebieden komen ze voor onder stenen en bestrating van parkeerplaatsen, winkelcentra, sportvelden, industrieterreinen, parken, trottoirs en dergelijke. In natuurlijke gebieden worden ze aangetroffen daar waar de bodem uit zand bestaat en de zon gemakkelijk de bodem kan verwarmen.

Uiterlijk

De zwarte zaadmier behoort tot de subfamilie Myrmicinae, de “knoopmieren”. Zij danken die naam aan de twee knopen tussen het borststuk en het achterlijf.
Zwarte zaadmieren zijn bruinzwart tot zwart van kleur. De mannetjes hebben een zeer kleine kop, zelfs smaller dan het borstlichaam. De wijfjes en werksters zijn in het bezit van een angel.
De lengte van de mieren varieert: werksters zijn 2,3-4 mm groot, mannetjes 5,5-7 mm en de koninginnen 6-8 mm.

Ontwikkeling

Mieren ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. Het laatste larvestadium van zwarte zaadmieren is een naakte nimf of pop, niet omgeven door een cocon.

Van midden juni tot begin augustus vindt de “bruidsvlucht” plaats. Tijdens de vlucht bevruchten de mannetjes de koninginnen. Na de vlucht sterven de mannetjes en proberen de koninginnen een nieuw nest te stichten in de omgeving.

Leefwijze

Mieren zijn sociaal levende insecten die staten vormen. En mierenstaat bestaat uit een groot aantal individuen die –al naar gelang hun werkzaamheden– sterk gespecialiseerd zijn. In een nest van de zwarte zaadmier treft men bijvoorbeeld één koningin aan, grote aantallen werksters en in een bepaalde tijd van het jaar mannetjes.
De koningin en de mannetjes zorgen voor de voortplanting, de werksters verzamelen voedsel, verzorgen het broed, onderhouden het nest en, in enkele gevallen, verdedigen het nest.

Zwarte zaadmieren voeden zich met plantaardig en dierlijk afval, andere insecten en met zoetigheid. Zo verzamelen zij bijvoorbeeld honingdauw, een uitscheidingsproduct van bladluizen.
Als werksters een voedselbron ontdekken zullen zij een reukspoor uitzetten naar het nest, dat door de andere mieren gevolgd wordt.

Er heerst vaak een sterke concurrentie tussen de zwarte zaadmier en de wegmier (Lasius niger L.). Vaak is de soort die zich het eerst heeft kunnen vestigen in een gebied, jarenlang de dominante soort.

Het nut van mieren

In tuinen, parken en bossen zijn mieren zeer nuttig, omdat zij allerlei schadelijke insecten verdelgen. Tevens hebben ze een belangrijke en onmisbare functie als opruimers in de natuur.
Mierennesten bestrijden met biociden (= bestrijdingsmiddelen) op dergelijke plaatsen brengt over het algemeen veel schade met zich mee. Niet alleen de mieren worden gedood, ook andere insecten, zoogdieren en vogels kunnen worden vergiftigd. Zo dreigt de gehele natuurlijke levensgemeenschap onnodig te worden verstoord.

Overlast

De zwarte zaadmier komt bij uitzondering voor in gebouwen. Het kan voorkomen dat ze nestelen onder of tegen gebouwen en zo binnenkomen. In dit geval kunnen ze hinderlijk zijn in voedselvoorraden en in de keuken. In het algemeen betreft het een of enkele mieren en is het nauwelijks storend.

Wering en preventie

Om mieren te weren wordt aangeraden voor hen aantrekkelijke (zoete) levensmiddelen te bewaren in goed afsluitbare (kunststof) bakken of glazen potten. Ook moeten afvalemmers goed afgesloten worden en moet worden voorkomen dat gemorste voedselresten blijven liggen.

Om te voorkomen dat mieren de woning binnendringen, kunnen naden en kieren bij ramen en deursponningen met een daarvoor geschikt materiaal worden gedicht. Daarnaast kunt u stootvoegen voorzien van fijnmazig insectengaas.

Bestrijding

Wanneer mieren een nest hebben gemaakt van waaruit ze steeds in grote aantallen een gebouw binnenkomen, of als het nest zich binnenshuis bevindt, kan een bestrijding noodzakelijk zijn. Een bestrijding van mieren moet alleen plaatsvinden wanneer deze insecten in en om gebouwen daadwerkelijk overlast veroorzaken.

  • Binnenshuis:
    Zorg allereerst voor een goede schoonmaak, zo voorkomt u dat mieren via een reukspoor het aanwezige voedsel bereiken.
    Enkele binnengedrongen exemplaren kunnen worden verwijderd met behulp van de stofzuiger. Mocht u geregeld mieren zien lopen, dan zijn ze eventueel te bestrijden met de zogenaamde mierenlokdoosjes. In gevallen waarbij grote aantallen mieren in gebouwen voorkomen en men het nest niet kan vinden, kan men een “naden-en kierenbehandeling” (laten) uitvoeren.

  • Buitenshuis:
    Op zoek naar de nesten van mieren, hoeft u enkel de mierenstraten te volgen. Dan zult u ontdekken dat de nesten meestal buiten gelegen zijn, onder (stoep)tegels of langs de gevel. Mocht een chemische bestrijding onvermijdelijk zijn, dan moeten alle nestingangen worden behandeld met een biocide.
    Een bestrijding buitenshuis dient alleen plaats te vinden in de directe omgeving van gebouwen!

N.B.: Een bestrijdingsactie tegen de gevleugelde koninginnen en mannelijke exemplaren in de periode waarin de bruidsvlucht plaatsvindt is onnodig en daarbij niet goed mogelijk, omdat ze eenmalig uit het nest komen en in alle mogelijke richtingen uitzwermen.

Dringend advies!

Voorkom dat kinderen, huisdieren en vogels in contact kunnen komen met biociden. Dit geldt zowel binnen- als buitenshuis. Voorkom tevens contact met levensmiddelen.

De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.

Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.

Chemisch afval

Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.

Advies

Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met stichting Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur