Veldmuis

Veldmuis (Microtus arvalis (Pallas))

Orde: Rodentia (knaagdieren)
Familie: Cricetidae (woelmuisachtigen)
Subfamilie: Arvicolinae (woelmuizen)

Veldmuizen komen in heel Nederland voor, voornamelijk in weide- en graslandgebieden. Om de 3-6 jaar komen er zeer plaatselijk veldmuizenplagen voor. Deze grote aantallen veldmuizen klappen plotseling, door massale sterfte, weer ineen.

Uiterlijk

Veldmuizen hebben een bruin tot grijsbruin gekleurde rug. Soms zijn kleurvariaties tot donkerbruin toe mogelijk. Hun buik is meestal lichtbruin van kleur. In 2001 zijn in de Noord-Oostpolder de eerste witte veldmuizen aangetroffen. Veldmuizen hebben een plompe bouw, een stompe snuit. Hun ogen en oren zijn goed in hun vacht verborgen. Hun vacht is redelijk kortharig. Een volwassen veldmuis heeft een lichaamslengte tussen de 9,5 en 12 cm. In tegenstelling tot de meeste muizen is hun staart veel korter dan hun lichaam: zo’n 3-4,5 cm (ca. 1/3 van de lichaamslengte). Pasgeboren veldmuisjes zijn kaal en blind.

Veldmuis Een veldmuisje (Microtus arvalis Pallas) met zijn plompe bouw en uiterst korte staartje.

Ontwikkeling

De draagtijd voor veldmuizen is 3 weken. Wijfjes hebben gemiddeld 5 tot 6 worpen per jaar (soms 3 tot 7) met een gemiddelde nestgrootte van 5-6 jongen. De exacte zoogperiode is onbekend, maar wordt geschat op 3 tot 4 weken. Na slechts 25 dagen zijn de jongen geslachtsrijp. De maximale levensduur van een veldmuis is 1 jaar tot 16 maanden. Een populatie veldmuizen kan in 3-6 jaar tot grote aantallen groeien. In het laatste jaar wordt dan een top bereikt. Daarna stort de populatie volledig ineen en begint de cyclus opnieuw. Het aantal muizen in zo’n regelmatig terugkerend ”veldmuisjaar” kan sterk verschillen.

Leefwijze

Veldmuizen zijn uitstekende gravers en leven bij voorkeur in weilanden en wegbermen. Hij graaft meestal horizontaal (soms ook loodrecht of schuin omlaag tot wel 60cm diep) en nestelt op 15-30 cm diepte. De ingangen zijn open en bovengronds en staan via looppaadjes in verbinding met voerplaatsen. In eenlagige vegetatie structuur is de veldmuis dominant. Hij voedt zich met graangewassen, bollen, aardappelen, kool, wortels en ook boomschors. Sporen van de veldmuis zijn bijvoorbeeld knaagschade aan de bast aan de voet van jonge bomen, de typische looppaadjes en uitwerpselen. Deze laatste zijn 4-8 mm lang, 2 mm dik, groenachtig en veelal te vinden rondom holen en eetplaatsen.

veldmuis holen Een grasveld met vele openingen tot het gangenstelsel van een veldmuis.

Schade

Veldmuizen kunnen modderkoorts overbrengen door beten of wanneer u in contact komt met hun urine. In de veldmuisjaren kunnen zij enorme schade in weilanden aanbrengen door het ondermijnen van de grasmat of bouwlanden door knagerij. Schade in boomgaarden kan aanzienlijk zijn. ’s Winters kunnen ze ook schade aanrichten in schuren, bijvoorbeeld in bieten- en aardappelkuilen.

Wering

Voorkom dat er voor veldmuizen een geschikte biotoop ontstaat. Goed weidebeheer, grasmat kort en egaal houden, slootkanten schoonhouden en begroeiing kort houden behoren tot de mogelijke maatregelen. Probeer ook valfruit en snoeihout etc. te verwijderen.
In tegenstelling tot huismuizen, zijn veldmuizen beschermde diersoorten. Echter, het vangen of doden van veldmuizen en het opzettelijk beschadigen of vernielen van hun vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen is niet verboden wanneer deze dieren zich in of op gebouwen of de daarbij behorende erven of roerende zaken bevinden.

Bestrijding

Veldmuizen zijn eenvoudig te vangen door klapvallen, voorzien van stukjes wortel, te plaatsen bij de holingangen van de veldmuis. Voorkom dat niet-doelsoorten gevangen worden door de val! Dek de vallen bijvoorbeeld af met een omgekeerd fruitkistje.

Advies

Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.