Iepenridderwants (Arocatus melanocephalus (Fabricius))
Orde: Hemiptera (snavelinsecten)
Familie: Lygaeidae (bodemwantsen)
Iepenridderwantsen komen in ons land steeds meer voor en verschijnen jaarlijks rond juni, waarbij ze vooral leven in loofbomen als eik, els, iep, plataan, en populier. De wantsen kunnen ter verdediging een typische geur uitscheiden.
Uiterlijk
Zoals vrijwel alle soorten wantsen heeft de iepenridderwants een kleine kop met stekend-zuigende monddelen. De iepenridderwants heeft zwarte met dof rode kleuren, zonder strak patroon of tekening en is 6 à 8 mm lang.
Zoals bij andere wantsen is het voorste deel van de voorvleugels dik en leerachtig, het achterste gedeelte daarvan en de achtervleugels zijn vliezig.
Ontwikkeling en leefwijze
Wantsen ondergaan een onvolledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 3 stadia kent: ei–nimf–adult. De jonge wantsen (nimfen) zien er bij geboorte bijna hetzelfde uit als de volwassen insecten, maar kleiner en ongevleugeld. Door afwezigheid van de vleugels is de rode rug van deze wantsen goed te zien bij de nimfen.
De volwassen iepenridderwantsen, evenals de nimfen, voeden zich met plantaardig materiaal. Ze zuigen aan rijpe en onrijpe zaden van loofbomen, waarbij de iep een geliefde voedselbron is.
Zodra het kouder wordt, worden overwinteringsplaatsen gezocht, bijvoorbeeld onder de bast van hun voedselplant en andere kieren of spleten, soms ook in woningen in de buurt van hun voedselplant.
In het voorjaar komen de volwassen wantsen uit hun overwinteringsplaatsen tevoorschijn om te paren en eitjes te leggen. In mei of juni ontwikkelen de nimfen, waarna de nieuwe volwassen iepenridderwantsen in de zomer aanwezig zijn.
Schade aan planten wordt door deze soort niet veroorzaakt. Wel kunnen iepenridderwantsen, wanneer zij in grote aantallen voorkomen, als hinderlijk worden ervaren.
Wering en preventie
Vooral in het najaar komen iepenridderwantsen soms gebouwen binnen om daar te overwinteren. Men kan overwegen naden, kieren, e.d. te dichten, openingen af te sluiten met fijnmazig gaas en ramen en deuren zoveel mogelijk gesloten te houden. Binnengedrongen exemplaren kan men het best wegvangen, bijvoorbeeld met behulp van de stofzuiger.
Een bestrijding met chemische middelen is niet noodzakelijk en niet effectief.
Advies
Mochten de weringsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.